De kleur van het verleden
Autochromes uit de collectie van Albert Kahn
Albert Kahn, een Parijse bankier en idealist, dacht dat het de wereldvrede zou bevorderen als de volkeren elkaar via de fotografie zouden leren kennen, althans wij hen. Vanaf 1909 zond hij daartoe fotografen naar verre landen – India, de Verenigde Staten, Mongolië, Japan, Egypte, Griekenland, Turkije, Afghanistan – en de uithoeken van zijn eigen Frankrijk om het leven van alledag vast te leggen in autochromes, een vorm van kleurenfotografie die toen net algemeen beschikbaar was.
Snapshots maken was er trouwens niet bij, want een foto maken vergde lang poseren, en je krijgt nogal eens de indruk dat iedereen zijn beste goed/klederdracht heeft aangetrokken voor ze op de foto gingen.
Toch zijn het verbluffende foto’s, dia’s eigenlijk, die je compleet naar binnen zuigen, een voorbije tijd in. In het Allard Pierson Museum in Amsterdam is een selectie te zien van de meer dan 70.000 foto’s die Kahn onder de naam Les Archives de la planète bijeenbracht, tot 1929, toen de crash van Wall Street zijn fortuin liet verdampen. Hij werd geboren in 1860 en stierf in 1940.
Loopgraven
Met de vrede liep het wel al vrij snel spaak, toen in 1914 de oorlog uitbrak die de Eerste Wereldoorlog zou blijken. Ook die werd een onderwerp voor Kahns fotografen. Gevechten – de vleesmolen van de loopgravenoorlog – fotografeerden ze niet, maar ze werkten wel achter het front, en aan het front op stille dagen: een bivak in het bos, loopgraven tegen een heuvelhelling uit de verte, een compagnie die naar de barbier gaat, een rijtje ambulances, heel veel mannen met snorren in hun optimistisch-hemelsblauwe tunieken uit het begin van de oorlog.
Kahn maakte er geen geheim van dat dit propaganda was; het thuisfront hoefde niets te weten van het bloed en de modder. De gewonde en soms verminkte soldaten die in de beelden opduiken horen zeker niet tot de gruwelijkste categorie.
Na 1918 trokken zijn fotografen door de verwoeste gebieden in het noorden en oosten van Frankrijk om er minutieus de ruïnes vast te leggen en landschappen vol achtergebleven oorlogstuig. Zulke foto’s, was het idee, konden dienen als documentatie voor de herstelbetalingen die van Duitsland werden geëist. Kahns verzameling is te zien in het Musée Albert Kahn, en online vrij beschikbaar.
[tekst gaat verder onder afbeeldingen]
Het militaire luchtschip hierboven – de originele afbeelding heb ik trouwens nog niet in de Kahn-collectie kunnen vinden; wel in internet-uittreksels – is een sigaarvormige ballon van geel rubber gevuld met het zeer brandbare waterstofgas. Van deze dirigeables had Frankrijk er in 1914 een stuk of vijf operationeel. Ze hadden elk een eigen hangar in de buurt van grote militaire steunpunten en vestingsteden, en ze waren vooral bedoeld om van grote afstand vijandelijke troepenbewegingen te signaleren.
De eigen troepen zagen de ballons ook nogal eens aan voor vijandelijke zeppelins en schoten erop. Deze ballon is misschien de Dupuy-de-Lôme, die aan het begin van de oorlog was gestationeerd in Maubeuge in Noord-Frankrijk; het landschap – vlak, bomen langs een weg – lijkt in elk geval Noord-Frans.
Eigenlijk zou dit net zo goed een schilderij uit de school van het pointillisme kunnen zijn, een vergelijking die vaker is gemaakt met betrekking tot de autochromes. Pointillistische schilders – Georges Seurat (1859-1891) was er een – probeerden een gewenste kleurtint op te roepen niet door verf te mengen maar door kleine stippen in primaire kleuren vlak naast elkaar op een witte ondergrond te zetten. Het oog maakt er dan een secundaire kleur van met een enorme lichtintensiteit.
Pointillisme
Autochromes doen iets vergelijkbaars, omdat de kleuren gevormd worden door laagje van miniscule bolletjes aardappelzetmeel in de kleuren rood, groen en blauw, dat op een glasplaat is aangebracht.
Ze werken elk als een filtertje; ze laten alleen licht door in hun eigen kleur naar een lichtgevoelige laag erachter. Denk aan een grasveld met klaprozen onder een blauwe lucht. Alleen op de plaats van de rozen bereikt rood licht de lichtgevoelige plaat, groen op de plaats van het gras en blauw waar lucht is. Daana wordt de plaat chemisch zo behandeld dat de belichte delen licht doorlaten en de onbelichte delen niet.
Als je hem nu tegen het licht houdt, komt het oorspronkelijke beeld tot leven: wat ooit rood licht heeft doorgelaten zie je opnieuw rood enzovoorts. De geverfde zetmeelbolletjes werken nog eens als kleurenfilter; een autochroom is in feite een heel verfijnd glas-in-loodraam.
In 1979 gaf Gary Schwartz een boek uit met 93 autochromes uit Kahns collectie, De kleur van het verleden. Rudy Kousbroek schreef de inleiding. Dat boek is alleen nog antiquarisch te koop, maar de inleiding is ook opgenomen in Kousbroeks essay-bundel Het meer der herinnering (1984). Wat is het, vraagt hij zich af, dat om deze fotos de lijst lijkt te verdwijnen als je er lang genoeg naar kijkt? Het verleden is een plaats, het bestaat nog wel, schrijft hij, maar is ontoegankelijk.
‘Er ontstaat een muur achter je zodra je je verroert en die muur is ondoordringbaar. Iedere poging om er achteraf gaten in te maken mislukt. Maar met de opkomst van de techniek, hondervijftig jaar geleden, hebben we er toch iets op gevonden. Het bleek mogelijk om gaten te maken in die muur op het ogenblik dat hij ontstaat; de naam die wij zo’n gat geven is foto.
‘Door zo’n gat kun je naar binnen kijken in het verleden en zien dat het er nog is – de waringin op de weg van Hanoi naar Tuyen Quang. Het houten huisje boven de waterval van de Pliva. Het besneeuwde kerkhof aan de Gouden Hoorn in de zon’ – Kousbroek beschrijft drie foto’s uit Kahns collectie.
‘Je staart door een gat en je ziet het. Het ligt daar roerloos, in een eeuwige stilte, als een huis dat sinds de dood van de bewoner nooit meer is betreden […] Nooit zullen die schaduwen langer worden: zelfs het licht staat stil.’