Verbaasd landschap
Door het Zeeland van na ‛1953’
Aan het Dijkwater, een kreek aan de noordkant van het Zeeuwse eiland Schouwen-Duiveland die uitmondt in de Grevelingen, lagen ooit haventjes waar aardappels en bieten en vlas werden geladen en afgevoerd bij hoog tij. En alles wat de Zeeuwen elders hadden besteld werd er door beurtschippers gelost.
Toen kwam de overstroming in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953, in Zeeland kortweg bekend als ‘De Ramp’. De zeedijken van polders aan weerszijden van het Dijkwater braken. En toen het laatste gat na een jaar was gedicht, werd voor de zekerheid ook maar besloten het Dijkwater af te dammen en de haven aan het einde van de kreek te dempen. ‘Goede grond’ langs het Dijkwater werd polder, ‘slechte grond’ werd natuur.
Wat het Dijkwater was, ligt nu achter een zware dijk achter de Grevelingen en is alleen nog te herkennen aan een paar waterpartijen en natte meanders in de kaart. Er loopt ook een weg dwars doorheen, een stukje landinwaarts, die ‘Weg door het Dijkwater’ heet. Het natte stuk is natuurgebied, grotendeels verboden toegang, want ‘kwetsbaar’ zeggen de borden van Staatsbosbeheer. Als je geluk hebt kun je er ijsvogeltjes zien.
Het is ‘een verbaasd landschap’, noteert Corine Nijenhuis in haar boek Een nieuwe tijd. ‘Het schorrenland herkent zichzelf niet meer. Een enkele nacht is te kort om een eeuw van je af te kunnen schudden.’
Een nieuwe tijd gaat over de Watersnoodramp en hoe die ook zeventig jaar later nog doorwerkt. Behalve over de verloren wereld van het Dijkwater schrijft ze over de onrustige doden uit een dorp dat niet herbouwd werd. Over een scheepswerf die ’1953’ overleefde, maar dertig jaar later alsnog ten onder ging toen de nieuwe ‘deltadijk’ – tien meter boven NAP – dwars door het dorp, en over de werf, kwam te liggen. Over mevrouw Okker in Stellendam die dankbaar is dat dezelfde God die kinderen toen liet verdrinken haar al zeventig jaar in blessuretijd laat leven. En over de man die schepen sloopt aan de Oosterschelde, lang voordat die zeearm met natuur geassocieerd werd.
Een schip is een ‛zij’
Corine Nijenhuis woont op een schip dat in 1901 is gebouwd als een zeilend vrachtschip. Een stuk of wat levens verder is het – ze moet je zeggen, want een schip is een zij – een keck binnenvaartscheepje van 33 meter lengte zonder mast en met een motor, dat opnieuw Alfons Marie heet, zoals in 1901.
Aanvankelijk dacht ze dat slechts één van de verhalen in haar boek over haar eigen schip zou moeten gaan, ‘over het water vanaf het water’, omdat Alfons Marie rond 1953 ook op de Zeeuwse wateren heeft gevaren. Maar toen bedacht ze dat het varen zelf de logische vorm voor zo’n boek was.
En dus varen haar schip en haar boek door al die oude zeearmen – Haringvliet, Volkerak, Grevelingen, Zijpe, Mastgat, Keeten, Oosterschelde en de Westerschelde, de enige zeearm die open bleef om Antwerpen bereikbaar te houden.
Ze wist dat de ingenieurs het getij in de zeearmen hadden getemd. Maar ze zag ook hoe nieuwe wegen over nieuwe dammen de eilanden, elk met hun eigen karakter en merendeels alleen met de veerboot bereikbaar, uit hun isolement hadden getild. Hoe klederdrachten – elk eiland, elk dorp een eigen dracht – langzaam verdwenen, en hoe toeristen binnenstroomden. Hoe slingerwegen en kreken langs de liniaal van de ruilverkaveling waren gelegd. Versnipperde boerengrond werd opnieuw ingedeeld, sloten nieuw gegraven, land geëgaliseerd.
En dat land zou niet langer met een tuig Zeeuwse trekpaarden geploegd worden, want de meeste waren verdronken, maar voortaan met de tractor. Boerderijen in dorpskernen werden niet herbouwd.
Dat kun je allemaal zien als verlies – maatschappelijk, landschappelijk – maar de nieuwe tijd is er ook een van veerkracht; ‘1953’ gaf heel Nederland na de deprimerende naoorlogse jaren een impuls van optimisme en nieuwe maakbaarheid; het was misschien wel het echte startschot van de Wederopbouw. Maar het Dijkwater kan er niet aan wennen.
Voor NRC Handelsblad voeren fotograaf Walter Herfst en ik een stukje met haar mee aan boord van Alfons Marie, van Willemstad naar Zierikzee. Elke sluis in elke dam die we passeerden behoort tot de Deltawerken die Zeeland sindsdien veilig houden, zoals het heet. Grote vraag is wel of dat, gezien de verwachte zeespiegelstijging, zo blijft. En ook daar gaat haar boek over.