Haven tussen water, land en lucht

binnenhaven Roompotsluis
Zuidelijk hoofd van de binnenhaven bij de Roompotsluis

Een goed bewaard geheim van de Neeltje Jans

Een van mijn favoriete haventjes ligt op de Neeltje Jans, halverwege de Oosterscheldekering, aan de binnenkant van de Roompotsluis, doorgang naar de Noordzee. Perfecte stop als je de volgende ochtend snel op zee wilt zijn, of omgekeerd, als je van zee komt en geen zin hebt om meteen verder te varen. Een goed bewaard geheim.

Het is geen jachthaven. Behalve een paar drijvende steigers is er niets. Een prettig losgezongen stukje van, ja, wat eigenlijk? Het is nog geen zee en het is niet langer de Oosterschelde. Het is niet de vaste wal, maar je voelt je ook niet echt op een eiland.

Neeltje Jans – geen mens weet waar de naam vandaan komt – was het werkeiland tijdens de bouw van de Oosterscheldekering. Hier stonden fabrieken voor asfalt en beton, en voor de nylon matten waarop de pijlers van de kering kwamen te staan.

Toen de ingenieurs vertrokken is alles opgeruimd en werd er, zeer Nederlands, natuur ingericht. Nieuwe natuur: een duingebied, gekleid door bulldozers, met een uitgegraven slufter waar de zee periodiek naar binnen kan. De meeuwen hebben het snel in bezit genomen en duiken er naar je hoofd als in hun broedseizoen de paaltjesroute volgt. Tussen de zandkleurige konijntjes zie je soms nog een mal exemplaar dat de genetische lijn voortzet van de Vlaamse reuzen die de Waterstaat-mannen er hielden. Eigenlijk zijn de ingenieurs er nooit echt verdwenen. De natuur, of wat ervoor doorgaat, mag zijn gang gaan, maar niet buiten de betonnen lijntjes kleuren. Dit is en blijft een kunstmatig landschap.

‘Niet-plek’

Rare tussenzone, een non-lieu, een ‘niet-plek’, zoals de Franse socioloog Marc Augé de anonieme en uitwisselbare plaatsen van de twintigste eeuw heeft genoemd, zonder geschiedenis en intermenselijk contact: winkelcentra, vliegvelden, tankstations aan de snelweg. Maar dat is het niet, want de Neeltje Jans heeft wel degelijk geschiedenis en karakter en, gek genoeg, charme. Maar het is moeilijk te zeggen waaruit die charme dan precies bestaat.

In het haventje achter de Roompotsluis huren hobbyvissers een ligplaats voor hun bootjes waarmee ze bij goed weer door de sluis gaan en een stek zoeken voor de kering.

Er ligt een schelpenzuiger die in de ‘voordelta’, de ondiepe zee tussen Walcheren en Schouwen-Duiveland, met een slurf scheermessen uit het zand zuigt, de langwerpige schelpen die in mijn Zeeuwse jeugd mesheften heetten, en die nog steeds in overgrote meerderheid naar zuidelijke landen worden geëxporteerd waar ze populairder zijn dan hier. Aan een van de steigers ligt een groot jacht van iemand die binnenkort, echt waar, op wereldreis gaat. Al een jaar of wat.

En dan zijn er nog een paar voormalige schepen uit de beroepsvisserij waarmee je nu als ‘losse opstapper’ een dagje kunt gaan vissen op makreel of, verder weg, op zeebaars, boven een wrak. In de vroege ochtend arriveren al die losse opstappers, in bestelwagentjes of in personenauto’s van een ouder model, met een paar hengels en een koelbox. Aan het eind van de dag is die doos vol, of niet zo vol, of nog leeg. Maar aan boord is de bar gelukkig vroeg open.

Het ruikt er naar zeewier en een beetje naar diesel. Er groeit niets met een stam. ’s Avonds verschijnen er auto’s die er even rondrijden, stoppen en hun lampen doven. Na een tijdje rijden ze weer verder, of terug eigenlijk, want de weg loopt hier dood.

Piet en Gerrit

Het haventje achter de sluis is een project van twee mannen, die samen hebben geïnvesteerd in de steigers. Ooit waren ze vrienden, in elk geval compagnons. Intussen exploiteren Piet Bouwman en Gerrit de Jong elk hun eigen helft. Bij de ingang staan nu twee borden met een ander 06-nummer die passanten naar links en naar rechts wijzen. In de zomer woont Gerrit op zijn motorboot in zijn deel van de haven. De viskotter waarop Piet elke ochtend zijn losse opstappers verzamelt en toespreekt door een megafoon voor hij door de sluis gaat, ligt aangemeerd bij de andere helft. ‘We hebben beeld, maar geen geluid,’ vat Gerrit hun relatie samen. Verzin er zelf de korte film bij.

Toch deelden Piet en Gerrit nog het een en ander. Hun afkeer van passanten, bijvoorbeeld, die vijftien euro besparen als ze in hun bootje de nacht doorbrengen aan een wachtsteiger van Rijkswaterstaat, pal voor of achter de sluis. Dat mag niet, want die steiger is alleen voor tijdelijk, een half uurtje max, tot de sluis ‘draait’. Maar wie controleert dat?

Zonlicht en wieken

En dan zijn er de windmolens. Met bosjes schieten ze overal omhoog, de masten hoger dan de Domtoren en de bladen in de hoogste stand daar nog eens de helft bovenuit. Nergens meer onzichtbaar, ze prikken de horizon vast, maken de Oosterschelde kleiner. En als je in hun buurt ankert, maken ze je nerveus met hun pulserend suizen en de stroboscoop van zonlicht en wieken. De kering en een deel van de Neeltje Jans stonden er al vol mee, maar nu juist dit haventje nog niet.

Bestemmingsplan, milieu-effect-rapportage, inspraakavonden, ontheffingsbesluit, gunning – tevergeefs hebben Piet en Gerrit er tegen gevochten, maar de binnenhaven achter de Roompotsluis was en bleef een ‘concentratielocatie windenergie’. Toen ik er voor het laatst was, in de zomer van 2021, lagen de fundamenten uit te harden, vier betonnen koepels met een krans van bouten op hun kruin.

Nu staan er op de strekdammen van de Binnenhaven vier turbines. Masthoogte 136 meter, tiphoogte 204 meter, totaal vermogen ruim 17 megawatt, elektriciteit voor twintigduizend huishoudens, lees ik – goed bezig met de transitie! Maar ik weet nooit echt wat ik me daarbij moet voorstellen. Of eigenlijk weet ik het wel. Ja, laadpalen dus. Maar ook twintigduizend pubers (en hun ouders) die 24/7 naar hun telefoon kijken, e-bikes voor gezonde mensen die niet meer willen trappen. De kruimeldief. En de roltrap, natuurlijk.

Ik stuur de boot naar binnen en draai linksaf, naar Gerrits helft. Morgen vroeg door de sluis naar zee. Er is nog één andere passant, een catamaran die juist van zee komt, verder zijn de steigers leeg.

Ik was bang dat deze plek voorgoed verpest zou zijn door de nieuwe masten en het geronk van turbines. Maar dat is niet waar, niet helemaal. Ja, de nieuwe windmolens maken ook dit landschap kleiner, ze hebben een kooi opgetrokken rond dit haventje. Toch voelen de molens minder agressief dan ik had verwacht. Want de masten van deze nieuwe generatie windturbines zijn zo enorm dat de wieken daar ergens ver in de hoogte draaien, afgezien van dat pulserend soort sissen op zeeniveau nagenoeg geluidloos.

En zo blijft dit haventje een tussenzone. In het horizontale vlak tussen land en zee. En nu ook in het verticale: tussen die drijvende stijgers, waar je even voet aan de onvaste grond kunt zetten, en in de luchtlagen erboven, waar ver buiten je bereik de nieuwste delfstof wordt gewonnen. 

This slideshow requires JavaScript.


Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *