Dansen met de vlammen
Bij striptekenaar Lorenzo Mattotti is niets wat het lijkt
Het slagschip dat de Italiaanse striptekenaar Lorenzo Mattotti opvoert in zijn album Vuren is een dazzle-ship. Van de lichte en donkere vlakken waarmee het is beschilderd, werd in het het begin van de vorige eeuw verwacht dat ze, gezien door de periscoop van een vijandelijke onderzeeboot, verwarring zouden zaaien.
Door een verdeling van smalle en brede geometrische motieven over de lengte van het schip kon het perspectief van het schip worden ‘omgepoold’, zodat het naderbij scheen te komen als het zich in werkelijkheid verwijderde en omgekeerd.
Hoe verbluffend ook in proefopstellingen, nooit kon iemand bewijzen dat de patronen – ontworpen en uitgevoerd door kunstschilders van naam – ook maar één schip van de ondergang hebben gered. De bemanningen schijnt het wel een veilig gevoel bezorgd te hebben, maar aan de wal werd er vooral om gelachen; “een kudde paaseieren kiest zee”, schreef een tijdgenoot.
Als principe is dazzle painting beangstigend. Wanneer een dazzle ship een onechte koers kan suggereren, hoe moet je dan weten of een echt schip geen illusie is? Is niet elk schip eigenlijk een dazzle ship. En alles wat wij zien gezichtsbedrog?
Vanaf Mattotti’s eerste bladzijde is de lezer dus gewaarschuwd: de dingen zijn niet wat ze lijken.
Over het groene eiland Sinte Agatha doen vreemde verhalen de ronde. Schepen zijn er verdwenen.
’s Nachts is op de hellingen het dansen van vlammen te zien. De bemanning moet die geheimen ontraadselen. Het anker valt. Morgen zal luitenant Absint met een ploegje matrozen op verkenning gaan. Hij droomt die nacht, van dansende vlammen die hem lokken: “Kom naar de vuurtoren.”
Kleurenleer
De schilder Georges Seurat (1859-1891) mengde niet op het palet, maar op het netvlies van de toeschouwer. Zijn mengkleuren maakte hij door verfstippen naast elkaar neer te zetten, een techniek die zijn schilderijen licht laat geven. Een boompje in de lente uit blauw en geel en witte toetsen, een zeil in de ochtend uit rood en geel en blauw – ze bestaan nog niet in het schilderij, maar ontstaan elke keer opnieuw in het oog.
Seurat voelde zich een bijzonder soort natuurkundige. Zijn pointillistische schilderijen waren óók experimenten die de wetten van de kleurenleer moesten illustreren. Andere schilders interesseerde het nauwelijks hoe de zintuigen der burgers werkten. Tijdgenoot Paul Gauguin schreef: ‘Hoe zie je deze bomen? Ze zijn geel, dus neem je geel; deze schaduw is blauw, dus: neem ultramarijn; deze bladeren zijn rood, dus moet je ze diep karmijnrood schilderen.’
Henri Matisse ontdeed zich van van Seurats ‘tirannieke divisionisme’, zoals hij het noemde: ‘Het uitsplitsen van kleuren betekent tevens het oplossen van vorm en omtrek. Resultaat: een oppervlak van schitteringen. Alles wordt gereduceerd tot een sensatie op het netvlies, die alle rust en contouren vernietigt. Voorwerpen zijn alleen van elkaar te onderscheiden door een verschil in helderheid. […] Uiteindelijk blijft er alleen een zintuiglijke bezieling over: zoiets als het vibrato van een viool of stem.’
Voor schilderkunstige opvattingen bestaan geen sluitende bewijzen, alleen panelen met verf, en een paar woorden. Dat is het lot van de schilders: de wereld kunnen ze niet schilderen, alleen in de wereld. Er is alleen dazzle painting.
De geur van herinneringen
Misschien verkeert een striptekenaar dan in relatief gunstige omstandigheden, omdat zijn beelden door een verhaal bijeengehouden worden. Een verhaal over kleur kan een theorie over kleur kracht bijzetten.
Aan boord van het slagschip in de baai van het eiland Sinte Agatha is alles grijs, bleekgroen en een onbestemd paars; het schip zowel als de opvarenden. Maar zodra luitenant Absint en zijn manschappen voet aan wal zetten wordt alles anders. Terwijl de matrozen beneden de wacht houden, klimt Absint alleen naar het licht, een Hopper-vuurtoren. Boven voelt hij alleen een grote rust, ‘misschien uit liefde voor de kleuren die ik zo lang had moeten missen’.
Hij deserteert. ‘Ik rende naar ze toe. De klauwen van de doornstruiken voelde ik niet aan mij trekken. Vandaag lopen er rillingen over mijn rug. De lucht en het groen in dit licht bedwelmen mij van vreugde. En ik luister naar de geur van herinneringen.’
Absint is opgegaan in het eiland. Zijn maten kunnen hem niet langer onderscheiden van zijn omgeving, net zomin als de lezer het nog kan. Mattotti heeft hem bijna weggeschilderd; Absint heeft zich teruggetrokken in de kleuren, het scheelt niets of hij is er zelf een geworden: een tint groen in het struikgewas, geel en rood temidden van de vurige wezens met wie hij danst.
Orde, rede, orthodoxe kleuren
De matrozen die hem zoeken schieten op elkaar. Vanaf dat moment bevechten beide werelden elkaar. In de baai van Sinte Agatha – de beschermheilige die men vanouds tegen brandgevaar aanroept – dobberen orde, rede en orthodoxe kleuren.
Op de hellingen danst Absint met de vlammen. Eén nacht. Dan wordt hij gevangen genomen en teruggebracht naar het schip. De kapitein besluit het eiland te beschieten. Het vuur moet met vuur worden uitgeroeid. Maar het vuur in het hoofd van Absint is niet langer te bedwingen. Vlak voor het eerste schot valt krijgt hij in zijn cel op het schip bezoek van de eilandbewoners. Ze zullen hem helpen te ontsnappen. ‘Vuur!’ luidt de order bovendeks.
De helblauwe lucht met zeilende wolken, de rivier in het woud – niets laat Mattotti bestaan. Pagina’s lang is er alleen zwart en grijs vetkrijt, en tenslotte: het silhouet van een slagschip, verscheurd door een geweldige ontploffing.
Sommige geheimen moet men met rust laten.
♦
Wie is Lorenzo Mattotti?
Lorenzo Mattotti (1954) kreeg een opleiding als architect, maar wijdde zich later geheel aan het tekenen van stripverhalen. Die verschenen aanvankelijk in Italiaanse tijdschriften met een beperkte verspreiding, maar later ook in het Franse Métal Hurlant en het Spaanse blad El Vibora. Hiermee was Mattotti’s status als vernieuwer van het Europese stripverhaal definitief gevestigd.Mattotti is geen striptekenaar pur sang. Niet alleen legt hij steevast de nadruk op de schilderkunstige kwaliteit van zijn werk, ook gaat hij regelmatig de grenzen van het stripverhaal te buiten. Beroemd zijn bijvoorbeeld zijn illustraties voor het modeblad Vanity (verzameld in het album Pour Vanity).
Zijn tekenwerk verwijst rechtstreeks naar het expressionisme (Nolde, Kandinsky) en het Italiaanse futurisme van rond 1910 (Boccioni, Carrà) en het gedachtengoed van Marinetti.
Mattotti staat met een been in de beeldende kunst en met een been in de strip. Door als vorm een verhaal te kiezen, overschrijdt hij de lijst van het schilderij. En door de schilderkunst in zijn verhalen te mengen, voegt hij iets aan de strip toe wat er tevoren niet was.
In de kleine honderd jaar van zijn bestaan heeft het stripverhaal conventies ontwikkeld, die afwijken van de manier waarop in romans of films een verhaal wordt verteld. Een daarvan is de mogelijkheid van de striptekenaar om oorzaak en gevolg binnen één en dezelfde tekening te laten zien. In een film of roman verloopt tussen die twee onvermijdelijk de tijd die het kost om een scène te zien of te lezen. De tekeningen van een stripverhaal zijn daarom meestal geen bevroren, maar uitgerekte momenten.
Striptekenaars maken van die eigenschap vaak gebruik om het tempo van hun verhalen te versnellen. Mattotti doet het omgekeerde. Hij elimineert het moment van de gebeurtenissen, waardoor ze een tijdloos karakter krijgen. De ontploffing van het slagschip in Vuren is geen lichtflits, maar een gebeeldhouwde ontploffing.
Dit is een bekorte en bewerkte versie van een artikel in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad (24 aug 1990). Fuochi verscheen in 1986. De Nederlandse vertaling (1991) is alleen nog antiquarisch te koop.