Verre eilanden
De Falkland Islands, aan de rand van de kaart
In 1982 waren de Falkland Islands wereldnieuws, nadat de Argentijnen de Britse archipel bij de zuidpunt van Latijns-Amerika bezetten. Na 74 dagen en een bloedig oorlogje dat meer dan 900 doden kostte, maakte een Britse strijdmacht een einde aan de bezetting. Het luidde het eind van de Argentijnse dictatuur in en gaf premier Margaret Thatcher het zelfvertrouwen voor nieuwe politieke projecten.
Ik was er in 1992 en in 2002, tien en twintig jaar na de oorlog. In de tien jaar ertussen maakten de eilanden een revolutie door: een zieltogend restje British Empire nam, nadat de geopolitieke zorgen voorbij waren, opeens zijn eigen lot in handen. Ze bleken midden in de rijkste inktvisgronden ter wereld te liggen. En wie weet is er olie te winnen.
Opeens kwamen de Falklands weer op mijn pad, door een tentoonstelling van kunstenares Jasmijn Visser in het Allard Pierson Museum in Amsterdam. Met land- en zeekaarten uit de collectie van de UvA, die op het eerste gezicht niets met de Falklands te maken hebben, weeft Jasmijn Visser een web van associaties. En na afloop heb je het idee dat die verre archipel – er wonen minder mensen dan op Ameland – in het centrum van de wereld ligt.
Behalve de onwerkelijke tentoonstelling maakte ze er samen met fotograaf Peter Lipton een boek over, Conflict Atlas.
Landmijnen
Ik maakte er vrienden. En ik kreeg een idee hoe het is om van de rand van de kaart naar de rest van de wereld te kijken. Uit alle herinneringen die door de tentoonstelling over elkaar buitelen kies ik deze: de landmijnen, permanente erfenis van de bezetting, en mijn eerste kennismaking met pinguïns. Ik schreef er toen dit over:
‘Bij aankomst op het vliegveld krijgt elke bezoeker een verplichte lezing over afgerukte ledematen en de lange gevangenisstraf die hij riskeert wanneer hij over een hek zou willen klimmen. De plastic antitank- en antimens-mijnen kunnen zeer moeilijk worden opgeruimd, omdat de metalen detectieplaatjes die de Italiaanse fabrikant erbij levert door de Argentijnen zijn verwijderd. En omdat ze de mijnen niet in een vast patroon hebben gelegd, zoals de Geneefse Conventie voorschrijft, maar lukraak.
‘Nadat enkele Britten bij het opruimen armen en benen hadden verloren, werd besloten de mijnenvelden te omheinen en ze verder met rust te laten. “Ze hadden die Argentijnen ze zelf moeten laten opruimen,” zegt Ben, van Ben’s Taxibedrijf.
‘De pinguïns hebben het badstrand voor zichzelf. Achter de bordjes met ‛Mijnengevaar!’ houden ze op het natte zand een receptie met veel armgebaren en lacherig geja en genee. Ze wegen te weinig om bang te hoeven zijn.
‘Waarom worden mensen blij van pinguïns? Misschien omdat ze je niet teleurstellen, wanneer je ze in het echt ziet, zoals de beer (onaardig) of de leeuw (meestal te moe). Ze lopen alsof iemand voor de grap hun veters aan elkaar heeft gebonden en kijken altijd alsof ze er weer een fijne dag van gaan maken. Hierdoor vergeven wij ze bijvoorbeeld dat ze naar zeer oude sardientjes ruiken; die stank is dus geen kwestie van schone hokken in de dierentuin. Anders gezegd: het blijven troeteldieren. Of omgekeerd, toen wij de pinguïn als troeteldier uitkozen, hoefden wij niets aan ze te veranderen.
‘Maar pas op! Wacht tot ze de zee in lopen. Even nog steekt hun kop als een periscoop boven water, dan schieten ze onder water, zig zag op zoek naar inktvis, zwarte kruisvormen vlak onder de omkrullende schuimkragen. Een pinguïn is een koddig mannetje dat onder water een vogel wordt.’
Struikelen
Dat van die veters was te onweerstaanbaar om 25 jaar later – oeps – niet te autoplagiëren. Maar ik was dit mooie beeld van toen vergeten: twee orca’s, loom jagend langs het strand, steeds dichterbij, hun zwarte vin boven water achter de branding, dan weer als twee silhouetten in blauw tegenlicht onder de brekende golf. Al ze elkaar zien, peddelen de pinguïns rap naar het land en struikelen de kant op. Maar er is geen paniek. De orca’s vertragen even en zwemmen dan door. Alsof ze het samen zo hebben afgesproken.